Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afbeelden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgebeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beeld af
jij beeldt af
hij beeldt af
wij beelden af
jullie beelden af
zij beelden af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbeeld
dat jij afbeeldt
dat hij afbeeldt
dat wij afbeelden
dat jullie afbeelden
dat zij afbeelden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgebeeld
jij hebt afgebeeld
hij heeft afgebeeld
wij hebben afgebeeld
jullie hebben afgebeeld
zij hebben afgebeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beeldde af
jij beeldde af
hij beeldde af
wij beeldden af
jullie beeldden af
zij beeldden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbeeldde
dat jij afbeeldde
dat hij afbeeldde
dat wij afbeeldden
dat jullie afbeeldden
dat zij afbeeldden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgebeeld
jij had afgebeeld
hij had afgebeeld
wij hadden afgebeeld
jullie hadden afgebeeld
zij hadden afgebeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afbeelden
jij zult afbeelden
hij zal afbeelden
wij zullen afbeelden
jullie zullen afbeelden
zij zullen afbeelden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgebeeld hebben
jij zult afgebeeld hebben
hij zal afgebeeld hebben
wij zullen afgebeeld hebben
jullie zullen afgebeeld hebben
zij zullen afgebeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afbeelden
jij zou afbeelden
hij zou afbeelden
wij zouden afbeelden
jullie zouden afbeelden
zij zouden afbeelden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgebeeld hebben
jij zou afgebeeld hebben
hij zou afgebeeld hebben
wij zouden afgebeeld hebben
jullie zouden afgebeeld hebben
zij zouden afgebeeld hebben

Gebiedende wijs
beeld af

Aanvoegende wijs
afbeelde

Voorbeelden

  1. Druk het scherpste beeld af.
    Print the sharpest image possible.
  2. Er begint zich een naar beeld af te tekenen.
    I am not liking the picture that 's forming.
  3. Misschien wilde Graner dat afbeelden.
    Maybe that 's what Graner was going for.
  4. Stel dat de andere man is het afbeelden van een meisje, ook.
    Supposing the other guy is picturing a girl, also.
  5. Ik blijf het afbeelden van hem zitten in die vreselijke appartement helemaal alleen.
    I keep picturing him sitting in that dreadful apartment all alone.
  6. De manier van afbeelden is nogal onthutsend, het beeld van een halfmens half vleermuis.
    The iconography is rather stricking, the image of a half man half bat

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden