Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: afbakenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
afgebakend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik baken af
jij bakent af
hij bakent af
wij bakenen af
jullie bakenen af
zij bakenen af

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbaken
dat jij afbakent
dat hij afbakent
dat wij afbakenen
dat jullie afbakenen
dat zij afbakenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb afgebakend
jij hebt afgebakend
hij heeft afgebakend
wij hebben afgebakend
jullie hebben afgebakend
zij hebben afgebakend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bakende af
jij bakende af
hij bakende af
wij bakenden af
jullie bakenden af
zij bakenden af

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik afbakende
dat jij afbakende
dat hij afbakende
dat wij afbakenden
dat jullie afbakenden
dat zij afbakenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had afgebakend
jij had afgebakend
hij had afgebakend
wij hadden afgebakend
jullie hadden afgebakend
zij hadden afgebakend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal afbakenen
jij zult afbakenen
hij zal afbakenen
wij zullen afbakenen
jullie zullen afbakenen
zij zullen afbakenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal afgebakend hebben
jij zult afgebakend hebben
hij zal afgebakend hebben
wij zullen afgebakend hebben
jullie zullen afgebakend hebben
zij zullen afgebakend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou afbakenen
jij zou afbakenen
hij zou afbakenen
wij zouden afbakenen
jullie zouden afbakenen
zij zouden afbakenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou afgebakend hebben
jij zou afgebakend hebben
hij zou afgebakend hebben
wij zouden afgebakend hebben
jullie zouden afgebakend hebben
zij zouden afgebakend hebben

Gebiedende wijs
baken af

Aanvoegende wijs
afbakene

Voorbeelden

  1. Een misdaadplek afbakenen.
    Marking a crime scene.
  2. Je territorium afbakenen?
    Mark your territory?
  3. Ze wil haar territorium afbakenen.
    She likes to mark her territory.
  4. Je terrein aan het afbakenen?
    You territorial much?
  5. Ik territorium aan' t afbakenen.
    I was markin' our territory.
  6. Wat is dat, je territorium afbakenen?
    What 's that, marking your territory?
  7. We kunnen ze niet allemaal afbakenen.
    We can 't stake them all out.
  8. Je weet hoe wolven al pissend hun territorium afbakenen?
    You know how wolves stake out their territory pissing' on things?
  9. Contacteer de plaatselijke politie en laat hen een zon afbakenen.
    Contact the local law enforcement to set up a perimeter.
  10. Ofwel is ze het spoor bijster ofwel wil ze haar territorium afbakenen.
    Either the trail 's gone cold or she 's about to mark her territory.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden