NL: aerobiccen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geaerobict
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aerobic jij aerobict hij aerobict wij aerobiccen jullie aerobiccen zij aerobiccen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaerobict jij hebt geaerobict hij heeft geaerobict wij hebben geaerobict jullie hebben geaerobict zij hebben geaerobict
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aerobicte jij aerobicte hij aerobicte wij aerobicten jullie aerobicten zij aerobicten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaerobict jij had geaerobict hij had geaerobict wij hadden geaerobict jullie hadden geaerobict zij hadden geaerobict
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aerobiccen jij zult aerobiccen hij zal aerobiccen wij zullen aerobiccen jullie zullen aerobiccen zij zullen aerobiccen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaerobict hebben jij zult geaerobict hebben hij zal geaerobict hebben wij zullen geaerobict hebben jullie zullen geaerobict hebben zij zullen geaerobict hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aerobiccen jij zou aerobiccen hij zou aerobiccen wij zouden aerobiccen jullie zouden aerobiccen zij zouden aerobiccen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaerobict hebben jij zou geaerobict hebben hij zou geaerobict hebben wij zouden geaerobict hebben jullie zouden geaerobict hebben zij zouden geaerobict hebben
|
| Gebiedende wijs |
aerobic
|
| Aanvoegende wijs |
| aerobicce |