NL: adsorberen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geadsorbeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik adsorbeer jij adsorbeert hij adsorbeert wij adsorberen jullie adsorberen zij adsorberen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geadsorbeerd jij hebt geadsorbeerd hij heeft geadsorbeerd wij hebben geadsorbeerd jullie hebben geadsorbeerd zij hebben geadsorbeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik adsorbeerde jij adsorbeerde hij adsorbeerde wij adsorbeerden jullie adsorbeerden zij adsorbeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geadsorbeerd jij had geadsorbeerd hij had geadsorbeerd wij hadden geadsorbeerd jullie hadden geadsorbeerd zij hadden geadsorbeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal adsorberen jij zult adsorberen hij zal adsorberen wij zullen adsorberen jullie zullen adsorberen zij zullen adsorberen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geadsorbeerd hebben jij zult geadsorbeerd hebben hij zal geadsorbeerd hebben wij zullen geadsorbeerd hebben jullie zullen geadsorbeerd hebben zij zullen geadsorbeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou adsorberen jij zou adsorberen hij zou adsorberen wij zouden adsorberen jullie zouden adsorberen zij zouden adsorberen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geadsorbeerd hebben jij zou geadsorbeerd hebben hij zou geadsorbeerd hebben wij zouden geadsorbeerd hebben jullie zouden geadsorbeerd hebben zij zouden geadsorbeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
adsorbeer
|
| Aanvoegende wijs |
| adsorbere |