NL: adjungeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geadjungeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik adjungeer jij adjungeert hij adjungeert wij adjungeren jullie adjungeren zij adjungeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geadjungeerd jij hebt geadjungeerd hij heeft geadjungeerd wij hebben geadjungeerd jullie hebben geadjungeerd zij hebben geadjungeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik adjungeerde jij adjungeerde hij adjungeerde wij adjungeerden jullie adjungeerden zij adjungeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geadjungeerd jij had geadjungeerd hij had geadjungeerd wij hadden geadjungeerd jullie hadden geadjungeerd zij hadden geadjungeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal adjungeren jij zult adjungeren hij zal adjungeren wij zullen adjungeren jullie zullen adjungeren zij zullen adjungeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geadjungeerd hebben jij zult geadjungeerd hebben hij zal geadjungeerd hebben wij zullen geadjungeerd hebben jullie zullen geadjungeerd hebben zij zullen geadjungeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou adjungeren jij zou adjungeren hij zou adjungeren wij zouden adjungeren jullie zouden adjungeren zij zouden adjungeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geadjungeerd hebben jij zou geadjungeerd hebben hij zou geadjungeerd hebben wij zouden geadjungeerd hebben jullie zouden geadjungeerd hebben zij zouden geadjungeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
adjungeer
|
| Aanvoegende wijs |
| adjungere |