NL: adhereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geadhereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik adhereer jij adhereert hij adhereert wij adhereren jullie adhereren zij adhereren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geadhereerd jij hebt geadhereerd hij heeft geadhereerd wij hebben geadhereerd jullie hebben geadhereerd zij hebben geadhereerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik adhereerde jij adhereerde hij adhereerde wij adhereerden jullie adhereerden zij adhereerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geadhereerd jij had geadhereerd hij had geadhereerd wij hadden geadhereerd jullie hadden geadhereerd zij hadden geadhereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal adhereren jij zult adhereren hij zal adhereren wij zullen adhereren jullie zullen adhereren zij zullen adhereren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geadhereerd hebben jij zult geadhereerd hebben hij zal geadhereerd hebben wij zullen geadhereerd hebben jullie zullen geadhereerd hebben zij zullen geadhereerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou adhereren jij zou adhereren hij zou adhereren wij zouden adhereren jullie zouden adhereren zij zouden adhereren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geadhereerd hebben jij zou geadhereerd hebben hij zou geadhereerd hebben wij zouden geadhereerd hebben jullie zouden geadhereerd hebben zij zouden geadhereerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
adhereer
|
| Aanvoegende wijs |
| adherere |