NL: adapteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geadapteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik adapteer jij adapteert hij adapteert wij adapteren jullie adapteren zij adapteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geadapteerd jij hebt geadapteerd hij heeft geadapteerd wij hebben geadapteerd jullie hebben geadapteerd zij hebben geadapteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik adapteerde jij adapteerde hij adapteerde wij adapteerden jullie adapteerden zij adapteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geadapteerd jij had geadapteerd hij had geadapteerd wij hadden geadapteerd jullie hadden geadapteerd zij hadden geadapteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal adapteren jij zult adapteren hij zal adapteren wij zullen adapteren jullie zullen adapteren zij zullen adapteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geadapteerd hebben jij zult geadapteerd hebben hij zal geadapteerd hebben wij zullen geadapteerd hebben jullie zullen geadapteerd hebben zij zullen geadapteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou adapteren jij zou adapteren hij zou adapteren wij zouden adapteren jullie zouden adapteren zij zouden adapteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geadapteerd hebben jij zou geadapteerd hebben hij zou geadapteerd hebben wij zouden geadapteerd hebben jullie zouden geadapteerd hebben zij zouden geadapteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
adapteer
|
Aanvoegende wijs |
adaptere |