NL: actualiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geactualiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik actualiseer jij actualiseert hij actualiseert wij actualiseren jullie actualiseren zij actualiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geactualiseerd jij hebt geactualiseerd hij heeft geactualiseerd wij hebben geactualiseerd jullie hebben geactualiseerd zij hebben geactualiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik actualiseerde jij actualiseerde hij actualiseerde wij actualiseerden jullie actualiseerden zij actualiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geactualiseerd jij had geactualiseerd hij had geactualiseerd wij hadden geactualiseerd jullie hadden geactualiseerd zij hadden geactualiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal actualiseren jij zult actualiseren hij zal actualiseren wij zullen actualiseren jullie zullen actualiseren zij zullen actualiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geactualiseerd hebben jij zult geactualiseerd hebben hij zal geactualiseerd hebben wij zullen geactualiseerd hebben jullie zullen geactualiseerd hebben zij zullen geactualiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou actualiseren jij zou actualiseren hij zou actualiseren wij zouden actualiseren jullie zouden actualiseren zij zouden actualiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geactualiseerd hebben jij zou geactualiseerd hebben hij zou geactualiseerd hebben wij zouden geactualiseerd hebben jullie zouden geactualiseerd hebben zij zouden geactualiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
actualiseer
|
Aanvoegende wijs |
actualisere |