Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: acquitteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geacquitteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik acquitteer
jij acquitteert
hij acquitteert
wij acquitteren
jullie acquitteren
zij acquitteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geacquitteerd
jij hebt geacquitteerd
hij heeft geacquitteerd
wij hebben geacquitteerd
jullie hebben geacquitteerd
zij hebben geacquitteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik acquitteerde
jij acquitteerde
hij acquitteerde
wij acquitteerden
jullie acquitteerden
zij acquitteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geacquitteerd
jij had geacquitteerd
hij had geacquitteerd
wij hadden geacquitteerd
jullie hadden geacquitteerd
zij hadden geacquitteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal acquitteren
jij zult acquitteren
hij zal acquitteren
wij zullen acquitteren
jullie zullen acquitteren
zij zullen acquitteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geacquitteerd hebben
jij zult geacquitteerd hebben
hij zal geacquitteerd hebben
wij zullen geacquitteerd hebben
jullie zullen geacquitteerd hebben
zij zullen geacquitteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou acquitteren
jij zou acquitteren
hij zou acquitteren
wij zouden acquitteren
jullie zouden acquitteren
zij zouden acquitteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geacquitteerd hebben
jij zou geacquitteerd hebben
hij zou geacquitteerd hebben
wij zouden geacquitteerd hebben
jullie zouden geacquitteerd hebben
zij zouden geacquitteerd hebben

Gebiedende wijs
acquitteer

Aanvoegende wijs
acquittere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden