1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. achteroverleunen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: achteroverleunen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
achterovergeleund

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leun achterover
jij leunt achterover
hij leunt achterover
wij leunen achterover
jullie leunen achterover
zij leunen achterover

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik achteroverleun
dat jij achteroverleunt
dat hij achteroverleunt
dat wij achteroverleunen
dat jullie achteroverleunen
dat zij achteroverleunen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb achterovergeleund
jij hebt achterovergeleund
hij heeft achterovergeleund
wij hebben achterovergeleund
jullie hebben achterovergeleund
zij hebben achterovergeleund

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik leunde achterover
jij leunde achterover
hij leunde achterover
wij leunden achterover
jullie leunden achterover
zij leunden achterover

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik achteroverleunde
dat jij achteroverleunde
dat hij achteroverleunde
dat wij achteroverleunden
dat jullie achteroverleunden
dat zij achteroverleunden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had achterovergeleund
jij had achterovergeleund
hij had achterovergeleund
wij hadden achterovergeleund
jullie hadden achterovergeleund
zij hadden achterovergeleund

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal achteroverleunen
jij zult achteroverleunen
hij zal achteroverleunen
wij zullen achteroverleunen
jullie zullen achteroverleunen
zij zullen achteroverleunen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal achterovergeleund hebben
jij zult achterovergeleund hebben
hij zal achterovergeleund hebben
wij zullen achterovergeleund hebben
jullie zullen achterovergeleund hebben
zij zullen achterovergeleund hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou achteroverleunen
jij zou achteroverleunen
hij zou achteroverleunen
wij zouden achteroverleunen
jullie zouden achteroverleunen
zij zouden achteroverleunen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou achterovergeleund hebben
jij zou achterovergeleund hebben
hij zou achterovergeleund hebben
wij zouden achterovergeleund hebben
jullie zouden achterovergeleund hebben
zij zouden achterovergeleund hebben

Gebiedende wijs
leun achterover

Aanvoegende wijs
achteroverleune

Voorbeelden

  1. Oké, leun achterover.
    Okay, but lean back.
  2. Leun achterover en kijk.
    Just sit back and watch.
  3. Leun achterover en geniet van de rit.
    Sit back and enjoy the ride.
  4. Leun achterover, geniet van de rit, oké.
    Just sit back, enjoy the ride, okay.
  5. Leun achterover en geniet van het leven.
    Take a lean back and enjoy life.
  6. Dus leun achterover en geniet van de film.
    So sit back and enjoy the movie.
  7. Leun achterover en maak je klaar voor het opstijgen.
    Now just sit back and get ready for takeoff.
  8. Drink veel limonade, leun achterover... en schat de hoek in.
    You just gotta drink a lot of root beer, lean back and figure the angle.
  9. Leun achterover en geniet van het verhaal van... het Woord van de Witness...
    Sit back and enjoy the tale of... The word of the Witness...
  10. Kracht door de benen, leun achterover, kijk naar de grond, en dat is alles.
    Leg powers through, lean back, look to the ground, and we 're good.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try