NL: achten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik acht jij acht hij acht wij achten jullie achten zij achten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geacht jij hebt geacht hij heeft geacht wij hebben geacht jullie hebben geacht zij hebben geacht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik achtte jij achtte hij achtte wij achtten jullie achtten zij achtten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geacht jij had geacht hij had geacht wij hadden geacht jullie hadden geacht zij hadden geacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal achten jij zult achten hij zal achten wij zullen achten jullie zullen achten zij zullen achten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geacht hebben jij zult geacht hebben hij zal geacht hebben wij zullen geacht hebben jullie zullen geacht hebben zij zullen geacht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou achten jij zou achten hij zou achten wij zouden achten jullie zouden achten zij zouden achten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geacht hebben jij zou geacht hebben hij zou geacht hebben wij zouden geacht hebben jullie zouden geacht hebben zij zouden geacht hebben
|
| Gebiedende wijs |
acht
|
| Aanvoegende wijs |
| achte |