NL: accompagneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaccompagneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik accompagneer jij accompagneert hij accompagneert wij accompagneren jullie accompagneren zij accompagneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaccompagneerd jij hebt geaccompagneerd hij heeft geaccompagneerd wij hebben geaccompagneerd jullie hebben geaccompagneerd zij hebben geaccompagneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik accompagneerde jij accompagneerde hij accompagneerde wij accompagneerden jullie accompagneerden zij accompagneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaccompagneerd jij had geaccompagneerd hij had geaccompagneerd wij hadden geaccompagneerd jullie hadden geaccompagneerd zij hadden geaccompagneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal accompagneren jij zult accompagneren hij zal accompagneren wij zullen accompagneren jullie zullen accompagneren zij zullen accompagneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaccompagneerd hebben jij zult geaccompagneerd hebben hij zal geaccompagneerd hebben wij zullen geaccompagneerd hebben jullie zullen geaccompagneerd hebben zij zullen geaccompagneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou accompagneren jij zou accompagneren hij zou accompagneren wij zouden accompagneren jullie zouden accompagneren zij zouden accompagneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaccompagneerd hebben jij zou geaccompagneerd hebben hij zou geaccompagneerd hebben wij zouden geaccompagneerd hebben jullie zouden geaccompagneerd hebben zij zouden geaccompagneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
accompagneer
|
Aanvoegende wijs |
accompagnere |