NL: acclimatiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geacclimatiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik acclimatiseer jij acclimatiseert hij acclimatiseert wij acclimatiseren jullie acclimatiseren zij acclimatiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geacclimatiseerd jij hebt geacclimatiseerd hij heeft geacclimatiseerd wij hebben geacclimatiseerd jullie hebben geacclimatiseerd zij hebben geacclimatiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik acclimatiseerde jij acclimatiseerde hij acclimatiseerde wij acclimatiseerden jullie acclimatiseerden zij acclimatiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geacclimatiseerd jij had geacclimatiseerd hij had geacclimatiseerd wij hadden geacclimatiseerd jullie hadden geacclimatiseerd zij hadden geacclimatiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal acclimatiseren jij zult acclimatiseren hij zal acclimatiseren wij zullen acclimatiseren jullie zullen acclimatiseren zij zullen acclimatiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geacclimatiseerd hebben jij zult geacclimatiseerd hebben hij zal geacclimatiseerd hebben wij zullen geacclimatiseerd hebben jullie zullen geacclimatiseerd hebben zij zullen geacclimatiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou acclimatiseren jij zou acclimatiseren hij zou acclimatiseren wij zouden acclimatiseren jullie zouden acclimatiseren zij zouden acclimatiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geacclimatiseerd hebben jij zou geacclimatiseerd hebben hij zou geacclimatiseerd hebben wij zouden geacclimatiseerd hebben jullie zouden geacclimatiseerd hebben zij zouden geacclimatiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
acclimatiseer
|
Aanvoegende wijs |
acclimatisere |