NL: accapareren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaccapareerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik accapareer jij accapareert hij accapareert wij accapareren jullie accapareren zij accapareren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaccapareerd jij hebt geaccapareerd hij heeft geaccapareerd wij hebben geaccapareerd jullie hebben geaccapareerd zij hebben geaccapareerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik accapareerde jij accapareerde hij accapareerde wij accapareerden jullie accapareerden zij accapareerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaccapareerd jij had geaccapareerd hij had geaccapareerd wij hadden geaccapareerd jullie hadden geaccapareerd zij hadden geaccapareerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal accapareren jij zult accapareren hij zal accapareren wij zullen accapareren jullie zullen accapareren zij zullen accapareren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaccapareerd hebben jij zult geaccapareerd hebben hij zal geaccapareerd hebben wij zullen geaccapareerd hebben jullie zullen geaccapareerd hebben zij zullen geaccapareerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou accapareren jij zou accapareren hij zou accapareren wij zouden accapareren jullie zouden accapareren zij zouden accapareren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaccapareerd hebben jij zou geaccapareerd hebben hij zou geaccapareerd hebben wij zouden geaccapareerd hebben jullie zouden geaccapareerd hebben zij zouden geaccapareerd hebben
|
Gebiedende wijs |
accapareer
|
Aanvoegende wijs |
accaparere |