NL: aborteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaborteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aborteer jij aborteert hij aborteert wij aborteren jullie aborteren zij aborteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaborteerd jij hebt geaborteerd hij heeft geaborteerd wij hebben geaborteerd jullie hebben geaborteerd zij hebben geaborteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aborteerde jij aborteerde hij aborteerde wij aborteerden jullie aborteerden zij aborteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaborteerd jij had geaborteerd hij had geaborteerd wij hadden geaborteerd jullie hadden geaborteerd zij hadden geaborteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aborteren jij zult aborteren hij zal aborteren wij zullen aborteren jullie zullen aborteren zij zullen aborteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaborteerd hebben jij zult geaborteerd hebben hij zal geaborteerd hebben wij zullen geaborteerd hebben jullie zullen geaborteerd hebben zij zullen geaborteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aborteren jij zou aborteren hij zou aborteren wij zouden aborteren jullie zouden aborteren zij zouden aborteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaborteerd hebben jij zou geaborteerd hebben hij zou geaborteerd hebben wij zouden geaborteerd hebben jullie zouden geaborteerd hebben zij zouden geaborteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
aborteer
|
Aanvoegende wijs |
abortere |