Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: abimeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geabimeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik abimeer
jij abimeert
hij abimeert
wij abimeren
jullie abimeren
zij abimeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geabimeerd
jij hebt geabimeerd
hij heeft geabimeerd
wij hebben geabimeerd
jullie hebben geabimeerd
zij hebben geabimeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik abimeerde
jij abimeerde
hij abimeerde
wij abimeerden
jullie abimeerden
zij abimeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geabimeerd
jij had geabimeerd
hij had geabimeerd
wij hadden geabimeerd
jullie hadden geabimeerd
zij hadden geabimeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal abimeren
jij zult abimeren
hij zal abimeren
wij zullen abimeren
jullie zullen abimeren
zij zullen abimeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geabimeerd hebben
jij zult geabimeerd hebben
hij zal geabimeerd hebben
wij zullen geabimeerd hebben
jullie zullen geabimeerd hebben
zij zullen geabimeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou abimeren
jij zou abimeren
hij zou abimeren
wij zouden abimeren
jullie zouden abimeren
zij zouden abimeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geabimeerd hebben
jij zou geabimeerd hebben
hij zou geabimeerd hebben
wij zouden geabimeerd hebben
jullie zouden geabimeerd hebben
zij zouden geabimeerd hebben

Gebiedende wijs
abimeer

Aanvoegende wijs
abimere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden