Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aarzelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geaarzeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik aarzel
jij aarzelt
hij aarzelt
wij aarzelen
jullie aarzelen
zij aarzelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geaarzeld
jij hebt geaarzeld
hij heeft geaarzeld
wij hebben geaarzeld
jullie hebben geaarzeld
zij hebben geaarzeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik aarzelde
jij aarzelde
hij aarzelde
wij aarzelden
jullie aarzelden
zij aarzelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geaarzeld
jij had geaarzeld
hij had geaarzeld
wij hadden geaarzeld
jullie hadden geaarzeld
zij hadden geaarzeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aarzelen
jij zult aarzelen
hij zal aarzelen
wij zullen aarzelen
jullie zullen aarzelen
zij zullen aarzelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geaarzeld hebben
jij zult geaarzeld hebben
hij zal geaarzeld hebben
wij zullen geaarzeld hebben
jullie zullen geaarzeld hebben
zij zullen geaarzeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aarzelen
jij zou aarzelen
hij zou aarzelen
wij zouden aarzelen
jullie zouden aarzelen
zij zouden aarzelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geaarzeld hebben
jij zou geaarzeld hebben
hij zou geaarzeld hebben
wij zouden geaarzeld hebben
jullie zouden geaarzeld hebben
zij zouden geaarzeld hebben

Gebiedende wijs
aarzel

Aanvoegende wijs
aarzele

Voorbeelden

  1. Aarzel geen moment.
    Do not hesitate for one second.
  2. Waarom aarzel je?
    Why do you delay?
  3. Aarzel niet, Simon.
    Don 't hesitate, Simon.
  4. Aarzel niet, lieverd.
    Don 't hesitate, dear.
  5. Waarom aarzel je?
    Why do you pause?
  6. Dan aarzel ik niet.
    I won 't hesitate.
  7. Dan aarzel ik niet, zusje.
    I won 't hesitate to act, little sister.
  8. Ik aarzel ni... Dank je.
    I 'm not hesit... thank you.
  9. Aarzel niet om 911 te bellen.
    Don 't be afraid to call 91 1.
  10. Aarzel niet om raad te vragen.
    Don't hesitate to ask for advice.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden