Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanzwengelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangezwengeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zwengel aan
jij zwengelt aan
hij zwengelt aan
wij zwengelen aan
jullie zwengelen aan
zij zwengelen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanzwengel
dat jij aanzwengelt
dat hij aanzwengelt
dat wij aanzwengelen
dat jullie aanzwengelen
dat zij aanzwengelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangezwengeld
jij hebt aangezwengeld
hij heeft aangezwengeld
wij hebben aangezwengeld
jullie hebben aangezwengeld
zij hebben aangezwengeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zwengelde aan
jij zwengelde aan
hij zwengelde aan
wij zwengelden aan
jullie zwengelden aan
zij zwengelden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanzwengelde
dat jij aanzwengelde
dat hij aanzwengelde
dat wij aanzwengelden
dat jullie aanzwengelden
dat zij aanzwengelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangezwengeld
jij had aangezwengeld
hij had aangezwengeld
wij hadden aangezwengeld
jullie hadden aangezwengeld
zij hadden aangezwengeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanzwengelen
jij zult aanzwengelen
hij zal aanzwengelen
wij zullen aanzwengelen
jullie zullen aanzwengelen
zij zullen aanzwengelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangezwengeld hebben
jij zult aangezwengeld hebben
hij zal aangezwengeld hebben
wij zullen aangezwengeld hebben
jullie zullen aangezwengeld hebben
zij zullen aangezwengeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanzwengelen
jij zou aanzwengelen
hij zou aanzwengelen
wij zouden aanzwengelen
jullie zouden aanzwengelen
zij zouden aanzwengelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangezwengeld hebben
jij zou aangezwengeld hebben
hij zou aangezwengeld hebben
wij zouden aangezwengeld hebben
jullie zouden aangezwengeld hebben
zij zouden aangezwengeld hebben

Gebiedende wijs
zwengel aan

Aanvoegende wijs
aanzwengele

Voorbeelden

  1. Dus een van jullie moet die Benz aanzwengelen.
    Now one of you get out there and fire up that Benz.
  2. voor de Democratische waarden? Wil hij het debat aanzwengelen?
    A spoiler may move the debate in a new direction.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden