Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanzitten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangezeten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zit aan
jij zit aan
hij zit aan
wij zitten aan
jullie zitten aan
zij zitten aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanzit
dat jij aanzit
dat hij aanzit
dat wij aanzitten
dat jullie aanzitten
dat zij aanzitten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangezeten
jij hebt aangezeten
hij heeft aangezeten
wij hebben aangezeten
jullie hebben aangezeten
zij hebben aangezeten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zat aan
jij zat aan
hij zat aan
wij zaten aan
jullie zaten aan
zij zaten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanzat
dat jij aanzat
dat hij aanzat
dat wij aanzaten
dat jullie aanzaten
dat zij aanzaten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangezeten
jij had aangezeten
hij had aangezeten
wij hadden aangezeten
jullie hadden aangezeten
zij hadden aangezeten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanzitten
jij zult aanzitten
hij zal aanzitten
wij zullen aanzitten
jullie zullen aanzitten
zij zullen aanzitten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangezeten hebben
jij zult aangezeten hebben
hij zal aangezeten hebben
wij zullen aangezeten hebben
jullie zullen aangezeten hebben
zij zullen aangezeten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanzitten
jij zou aanzitten
hij zou aanzitten
wij zouden aanzitten
jullie zouden aanzitten
zij zouden aanzitten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangezeten hebben
jij zou aangezeten hebben
hij zou aangezeten hebben
wij zouden aangezeten hebben
jullie zouden aangezeten hebben
zij zouden aangezeten hebben

Gebiedende wijs
zit aan

Aanvoegende wijs
aanzitte

Voorbeelden

  1. Hij zit aan tafel.
    He's sitting at the table.
  2. Hij zit aan haar.
    He copped a feel.
  3. Ze zit aan de telefoon.
    She 's on a call.
  4. Je zit aan mijn bureau.
    Think you 're at my desk.
  5. Ik zit aan de bar.
    I 'll be in the bar.
  6. Ik zit aan de kindertafel.
    I 'm sitting at the kids table.
  7. Je zit aan me vast.
    You 're kinda stuck with me.
  8. Je zit aan mijn inkomen.
    You 're messing with my livelihood.
  9. Hij zit aan de bar.
    He 's sitting at the bar.
  10. Ik zit aan mijn computer.
    I 'm just at the computer.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden