Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanwakkeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangewakkerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wakker aan
jij wakkert aan
hij wakkert aan
wij wakkeren aan
jullie wakkeren aan
zij wakkeren aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanwakker
dat jij aanwakkert
dat hij aanwakkert
dat wij aanwakkeren
dat jullie aanwakkeren
dat zij aanwakkeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangewakkerd
jij hebt aangewakkerd
hij heeft aangewakkerd
wij hebben aangewakkerd
jullie hebben aangewakkerd
zij hebben aangewakkerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wakkerde aan
jij wakkerde aan
hij wakkerde aan
wij wakkerden aan
jullie wakkerden aan
zij wakkerden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanwakkerde
dat jij aanwakkerde
dat hij aanwakkerde
dat wij aanwakkerden
dat jullie aanwakkerden
dat zij aanwakkerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangewakkerd
jij had aangewakkerd
hij had aangewakkerd
wij hadden aangewakkerd
jullie hadden aangewakkerd
zij hadden aangewakkerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanwakkeren
jij zult aanwakkeren
hij zal aanwakkeren
wij zullen aanwakkeren
jullie zullen aanwakkeren
zij zullen aanwakkeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangewakkerd hebben
jij zult aangewakkerd hebben
hij zal aangewakkerd hebben
wij zullen aangewakkerd hebben
jullie zullen aangewakkerd hebben
zij zullen aangewakkerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanwakkeren
jij zou aanwakkeren
hij zou aanwakkeren
wij zouden aanwakkeren
jullie zouden aanwakkeren
zij zouden aanwakkeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangewakkerd hebben
jij zou aangewakkerd hebben
hij zou aangewakkerd hebben
wij zouden aangewakkerd hebben
jullie zouden aangewakkerd hebben
zij zouden aangewakkerd hebben

Gebiedende wijs
wakker aan

Aanvoegende wijs
aanwakkere

Voorbeelden

  1. Ik werd wakker aan de kant van snelweg 6.
    I woke up on the side of Highway 6.
  2. Abby, je carjack meisje is wakker aan het worden.
    Abby, your carjacking girl 's waking up.
  3. Het goede nieuws is dat mensen wakker aan het worden zijn
    The good news is people are waking up though.
  4. Ik zie hem iedereen wakker aan het kijken, op deze manier.
    I see him just eyeing everyone up, just like this.
  5. Maar de boel aanwakkeren...
    But stirring things.
  6. Kun je de vlammen aanwakkeren?
    You can fan the flames?
  7. En hun liefde voor' t land aanwakkeren?
    Reawaken their patriotic spirit? Exactly.
  8. Ik ga jullie onderlinge ruzietjes niet aanwakkeren.
    I won 't help fuel your internal bickering.
  9. Laat mij haar een een beetje aanwakkeren.
    Let me have a bit of a prod at her first.
  10. Tussenkomst door de Republiek zal de oppositie aanwakkeren.
    Intervention by the republic will inflame the opposition.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden