Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanvreten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangevreten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vreet aan
jij vreet aan
hij vreet aan
wij vreten aan
jullie vreten aan
zij vreten aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanvreet
dat jij aanvreet
dat hij aanvreet
dat wij aanvreten
dat jullie aanvreten
dat zij aanvreten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangevreten
jij hebt aangevreten
hij heeft aangevreten
wij hebben aangevreten
jullie hebben aangevreten
zij hebben aangevreten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vrat aan
jij vrat aan
hij vrat aan
wij vraten aan
jullie vraten aan
zij vraten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanvrat
dat jij aanvrat
dat hij aanvrat
dat wij aanvraten
dat jullie aanvraten
dat zij aanvraten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangevreten
jij had aangevreten
hij had aangevreten
wij hadden aangevreten
jullie hadden aangevreten
zij hadden aangevreten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanvreten
jij zult aanvreten
hij zal aanvreten
wij zullen aanvreten
jullie zullen aanvreten
zij zullen aanvreten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangevreten hebben
jij zult aangevreten hebben
hij zal aangevreten hebben
wij zullen aangevreten hebben
jullie zullen aangevreten hebben
zij zullen aangevreten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanvreten
jij zou aanvreten
hij zou aanvreten
wij zouden aanvreten
jullie zouden aanvreten
zij zouden aanvreten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangevreten hebben
jij zou aangevreten hebben
hij zou aangevreten hebben
wij zouden aangevreten hebben
jullie zouden aangevreten hebben
zij zouden aangevreten hebben

Gebiedende wijs
vreet aan

Aanvoegende wijs
aanvrete

Voorbeelden

  1. Vreet aan onze marges.
    Eats into our margins.
  2. Het vreet aan hem.
    It eats him inside.
  3. Dat vreet aan me.
    It 's been eating away at me.
  4. Het vreet aan hem.
    Eats him up like battery acid.
  5. Iets vreet aan me.
    One thing has nagged at me.
  6. Het vreet aan je.
    It 's so corrosive.
  7. Het vreet aan je, nietwaar?
    It kills you, doesn 't it?
  8. Je schuldgevoel vreet aan je.
    Your guilt will consume you.
  9. En dat vreet aan me.
    And it 's killing me.
  10. Wat vreet aan mijn energie?
    What 's eating my power?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden