Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanvragen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangevraagd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vraag aan
jij vraagt aan
hij vraagt aan
wij vragen aan
jullie vragen aan
zij vragen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanvraag
dat jij aanvraagt
dat hij aanvraagt
dat wij aanvragen
dat jullie aanvragen
dat zij aanvragen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangevraagd
jij hebt aangevraagd
hij heeft aangevraagd
wij hebben aangevraagd
jullie hebben aangevraagd
zij hebben aangevraagd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vroeg aan/vraagde aan
jij vroeg aan/vraagde aan
hij vroeg aan/vraagde aan
wij vroegen aan/vraagden aan
jullie vroegen aan/vraagden aan
zij vroegen aan/vraagden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanvroeg/aanvraagde
dat jij aanvroeg/aanvraagde
dat hij aanvroeg/aanvraagde
dat wij aanvroegen/aanvraagden
dat jullie aanvroegen/aanvraagden
dat zij aanvroegen/aanvraagden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangevraagd
jij had aangevraagd
hij had aangevraagd
wij hadden aangevraagd
jullie hadden aangevraagd
zij hadden aangevraagd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanvragen
jij zult aanvragen
hij zal aanvragen
wij zullen aanvragen
jullie zullen aanvragen
zij zullen aanvragen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangevraagd hebben
jij zult aangevraagd hebben
hij zal aangevraagd hebben
wij zullen aangevraagd hebben
jullie zullen aangevraagd hebben
zij zullen aangevraagd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanvragen
jij zou aanvragen
hij zou aanvragen
wij zouden aanvragen
jullie zouden aanvragen
zij zouden aanvragen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangevraagd hebben
jij zou aangevraagd hebben
hij zou aangevraagd hebben
wij zouden aangevraagd hebben
jullie zouden aangevraagd hebben
zij zouden aangevraagd hebben

Gebiedende wijs
vraag aan

Aanvoegende wijs
aanvrage

Voorbeelden

  1. Onze vraag aan u:
    Our question to you:
  2. Stomme vraag aan een Dienstman.
    That 's a silly question to ask a Company man.
  3. Dat is mijn vraag aan jou.
    That 's my question for you.
  4. Dat is mijn vraag aan jou.
    is my question to you.
  5. Dat is mijn vraag aan jou.
    That 's my question to you.
  6. Ik heb een vraag aan je.
    I have a question for you.
  7. Dat is mijn vraag aan jou.
    That 's what I 'm asking you.
  8. Mijn vraag aan jou is dit.
    My question to you is this.
  9. Mijn vraag aan hen is dan,
    And my question to them is,
  10. Ik heb een vraag aan jou.
    I got a question for you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden