NL: aanvoelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangevoeld
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik voel aan jij voelt aan hij voelt aan wij voelen aan jullie voelen aan zij voelen aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanvoel dat jij aanvoelt dat hij aanvoelt dat wij aanvoelen dat jullie aanvoelen dat zij aanvoelen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangevoeld jij hebt aangevoeld hij heeft aangevoeld wij hebben aangevoeld jullie hebben aangevoeld zij hebben aangevoeld
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik voelde aan jij voelde aan hij voelde aan wij voelden aan jullie voelden aan zij voelden aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanvoelde dat jij aanvoelde dat hij aanvoelde dat wij aanvoelden dat jullie aanvoelden dat zij aanvoelden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangevoeld jij had aangevoeld hij had aangevoeld wij hadden aangevoeld jullie hadden aangevoeld zij hadden aangevoeld
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aanvoelen jij zult aanvoelen hij zal aanvoelen wij zullen aanvoelen jullie zullen aanvoelen zij zullen aanvoelen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangevoeld hebben jij zult aangevoeld hebben hij zal aangevoeld hebben wij zullen aangevoeld hebben jullie zullen aangevoeld hebben zij zullen aangevoeld hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aanvoelen jij zou aanvoelen hij zou aanvoelen wij zouden aanvoelen jullie zouden aanvoelen zij zouden aanvoelen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangevoeld hebben jij zou aangevoeld hebben hij zou aangevoeld hebben wij zouden aangevoeld hebben jullie zouden aangevoeld hebben zij zouden aangevoeld hebben
|
Gebiedende wijs |
voel aan
|
Aanvoegende wijs |
aanvoele |