Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aantreffen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangetroffen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tref aan
jij treft aan
hij treft aan
wij treffen aan
jullie treffen aan
zij treffen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aantref
dat jij aantreft
dat hij aantreft
dat wij aantreffen
dat jullie aantreffen
dat zij aantreffen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangetroffen
jij hebt aangetroffen
hij heeft aangetroffen
wij hebben aangetroffen
jullie hebben aangetroffen
zij hebben aangetroffen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trof aan
jij trof aan
hij trof aan
wij troffen aan
jullie troffen aan
zij troffen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aantrof
dat jij aantrof
dat hij aantrof
dat wij aantroffen
dat jullie aantroffen
dat zij aantroffen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangetroffen
jij had aangetroffen
hij had aangetroffen
wij hadden aangetroffen
jullie hadden aangetroffen
zij hadden aangetroffen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aantreffen
jij zult aantreffen
hij zal aantreffen
wij zullen aantreffen
jullie zullen aantreffen
zij zullen aantreffen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangetroffen hebben
jij zult aangetroffen hebben
hij zal aangetroffen hebben
wij zullen aangetroffen hebben
jullie zullen aangetroffen hebben
zij zullen aangetroffen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aantreffen
jij zou aantreffen
hij zou aantreffen
wij zouden aantreffen
jullie zouden aantreffen
zij zouden aantreffen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangetroffen hebben
jij zou aangetroffen hebben
hij zou aangetroffen hebben
wij zouden aangetroffen hebben
jullie zouden aangetroffen hebben
zij zouden aangetroffen hebben

Gebiedende wijs
tref aan

Aanvoegende wijs
aantreffe

Voorbeelden

  1. U zult niets aantreffen.
    You won 't find anything.
  2. Wat zullen we aantreffen?
    What are you afraid we 'll find?
  3. Eerst kijken wat we aantreffen.
    Let 's wait and see what we got.
  4. Je kunt enge dingen aantreffen.
    You 'll find something freaky.
  5. Wat ga ik aantreffen, Audrey?
    What am I gonna find in here, Audrey?
  6. Wil je' m soms leeg aantreffen?
    You want to find it empty?
  7. Wat we daar aantreffen was onuitsprekelijk.
    What we found there was unspeakable.
  8. Enig idee wat we gaan aantreffen?
    Any idea what we 're going to find?
  9. Je wist nooit wat je zou aantreffen.
    You never knew what you 'd find inside.
  10. Zo wil ik hem ook weer aantreffen.
    I want to find it that way when I get back.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden