NL: aantonen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangetoond
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik toon aan jij toont aan hij toont aan wij tonen aan jullie tonen aan zij tonen aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aantoon dat jij aantoont dat hij aantoont dat wij aantonen dat jullie aantonen dat zij aantonen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangetoond jij hebt aangetoond hij heeft aangetoond wij hebben aangetoond jullie hebben aangetoond zij hebben aangetoond
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik toonde aan jij toonde aan hij toonde aan wij toonden aan jullie toonden aan zij toonden aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aantoonde dat jij aantoonde dat hij aantoonde dat wij aantoonden dat jullie aantoonden dat zij aantoonden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangetoond jij had aangetoond hij had aangetoond wij hadden aangetoond jullie hadden aangetoond zij hadden aangetoond
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aantonen jij zult aantonen hij zal aantonen wij zullen aantonen jullie zullen aantonen zij zullen aantonen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangetoond hebben jij zult aangetoond hebben hij zal aangetoond hebben wij zullen aangetoond hebben jullie zullen aangetoond hebben zij zullen aangetoond hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aantonen jij zou aantonen hij zou aantonen wij zouden aantonen jullie zouden aantonen zij zouden aantonen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangetoond hebben jij zou aangetoond hebben hij zou aangetoond hebben wij zouden aangetoond hebben jullie zouden aangetoond hebben zij zouden aangetoond hebben
|
Gebiedende wijs |
toon aan
|
Aanvoegende wijs |
aantone |