Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanstaren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangestaard

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik staar aan
jij staart aan
hij staart aan
wij staren aan
jullie staren aan
zij staren aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanstaar
dat jij aanstaart
dat hij aanstaart
dat wij aanstaren
dat jullie aanstaren
dat zij aanstaren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangestaard
jij hebt aangestaard
hij heeft aangestaard
wij hebben aangestaard
jullie hebben aangestaard
zij hebben aangestaard

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik staarde aan
jij staarde aan
hij staarde aan
wij staarden aan
jullie staarden aan
zij staarden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanstaarde
dat jij aanstaarde
dat hij aanstaarde
dat wij aanstaarden
dat jullie aanstaarden
dat zij aanstaarden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangestaard
jij had aangestaard
hij had aangestaard
wij hadden aangestaard
jullie hadden aangestaard
zij hadden aangestaard

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanstaren
jij zult aanstaren
hij zal aanstaren
wij zullen aanstaren
jullie zullen aanstaren
zij zullen aanstaren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangestaard hebben
jij zult aangestaard hebben
hij zal aangestaard hebben
wij zullen aangestaard hebben
jullie zullen aangestaard hebben
zij zullen aangestaard hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanstaren
jij zou aanstaren
hij zou aanstaren
wij zouden aanstaren
jullie zouden aanstaren
zij zouden aanstaren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangestaard hebben
jij zou aangestaard hebben
hij zou aangestaard hebben
wij zouden aangestaard hebben
jullie zouden aangestaard hebben
zij zouden aangestaard hebben

Gebiedende wijs
staar aan

Aanvoegende wijs
aanstare

Voorbeelden

  1. Hij bleef me aanstaren.
    Thousand-yard stare for a few seconds.
  2. Blijf je me aanstaren?
    Are you gonna stare at me?
  3. Je blijft me aanstaren.
    You keep staring at me.
  4. Je mag ze nooit aanstaren.
    Don 't you ever stare at them!
  5. Die kleine blijft me aanstaren.
    This kid keeps staring at me.
  6. Ik wilde je niet aanstaren.
    I didn 't mean to stare.
  7. Waar ik je bleef aanstaren.
    Where I kept staring at you.
  8. Ik moest hem niet aanstaren.
    He told me to stop staring at him.
  9. Waarom blijf je me aanstaren?
    Why do you keep eyeballing me?
  10. Ga een tijdje elkaar aanstaren.
    Go gawk at each other for a while.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden