Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanspoelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangespoeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spoel aan
jij spoelt aan
hij spoelt aan
wij spoelen aan
jullie spoelen aan
zij spoelen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanspoel
dat jij aanspoelt
dat hij aanspoelt
dat wij aanspoelen
dat jullie aanspoelen
dat zij aanspoelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangespoeld
jij hebt aangespoeld
hij heeft aangespoeld
wij hebben aangespoeld
jullie hebben aangespoeld
zij hebben aangespoeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spoelde aan
jij spoelde aan
hij spoelde aan
wij spoelden aan
jullie spoelden aan
zij spoelden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanspoelde
dat jij aanspoelde
dat hij aanspoelde
dat wij aanspoelden
dat jullie aanspoelden
dat zij aanspoelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangespoeld
jij had aangespoeld
hij had aangespoeld
wij hadden aangespoeld
jullie hadden aangespoeld
zij hadden aangespoeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanspoelen
jij zult aanspoelen
hij zal aanspoelen
wij zullen aanspoelen
jullie zullen aanspoelen
zij zullen aanspoelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangespoeld hebben
jij zult aangespoeld hebben
hij zal aangespoeld hebben
wij zullen aangespoeld hebben
jullie zullen aangespoeld hebben
zij zullen aangespoeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanspoelen
jij zou aanspoelen
hij zou aanspoelen
wij zouden aanspoelen
jullie zouden aanspoelen
zij zouden aanspoelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangespoeld hebben
jij zou aangespoeld hebben
hij zou aangespoeld hebben
wij zouden aangespoeld hebben
jullie zouden aangespoeld hebben
zij zouden aangespoeld hebben

Gebiedende wijs
spoel aan

Aanvoegende wijs
aanspoele

Voorbeelden

  1. Aanspoelen of bovendrijven?
    Wash up or float up? Or what?
  2. Wat doet jullie hier aanspoelen?
    What has you chumming the waters?
  3. Laat een dood lichaam aanspoelen.
    Send a dead body to get washed ashore.
  4. Ik doe alsof ik een fles hoor aanspoelen.
    I pretend to notice a bottle washed ashore.
  5. Heer, de vreemde dingen die aanspoelen in dit dok.
    Lord, the strange things that wash up on this dock.
  6. Dan doe ik iets stoms zoals in deze stad aanspoelen.
    Then I do something stupid like float into this town.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden