Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aansnellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangesneld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik snel aan
jij snelt aan
hij snelt aan
wij snellen aan
jullie snellen aan
zij snellen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansnel
dat jij aansnelt
dat hij aansnelt
dat wij aansnellen
dat jullie aansnellen
dat zij aansnellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangesneld
jij hebt aangesneld
hij heeft aangesneld
wij hebben aangesneld
jullie hebben aangesneld
zij hebben aangesneld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik snelde aan
jij snelde aan
hij snelde aan
wij snelden aan
jullie snelden aan
zij snelden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansnelde
dat jij aansnelde
dat hij aansnelde
dat wij aansnelden
dat jullie aansnelden
dat zij aansnelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangesneld
jij had aangesneld
hij had aangesneld
wij hadden aangesneld
jullie hadden aangesneld
zij hadden aangesneld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aansnellen
jij zult aansnellen
hij zal aansnellen
wij zullen aansnellen
jullie zullen aansnellen
zij zullen aansnellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangesneld hebben
jij zult aangesneld hebben
hij zal aangesneld hebben
wij zullen aangesneld hebben
jullie zullen aangesneld hebben
zij zullen aangesneld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aansnellen
jij zou aansnellen
hij zou aansnellen
wij zouden aansnellen
jullie zouden aansnellen
zij zouden aansnellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangesneld hebben
jij zou aangesneld hebben
hij zou aangesneld hebben
wij zouden aangesneld hebben
jullie zouden aangesneld hebben
zij zouden aangesneld hebben

Gebiedende wijs
snel aan

Aanvoegende wijs
aansnelle

Voorbeelden

  1. Ik viel te snel aan...
    I went in too quick...
  2. We komen er snel aan.
    We get there swiftly.
  3. Trek dit maar snel aan.
    Let 's get this on.
  4. Begin er maar snel aan.
    Hush and get to it.
  5. Geef het snel aan me, Patterson.
    Give it to me quick, Patterson.
  6. Komen we daar snel aan toe?
    We 're getting inside there any time soon?
  7. Ik wende snel aan de macht.
    I took to having power straight away.
  8. Piloot, breng haar snel aan boord.
    Pilot, get her aboard fast.
  9. We begonnen er te snel aan.
    We just jumped in too fast.
  10. We beginnen erg snel aan deze.
    We 're moving pretty quickly on this.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden