Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aansmeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangesmeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik smeer aan
jij smeert aan
hij smeert aan
wij smeren aan
jullie smeren aan
zij smeren aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansmeer
dat jij aansmeert
dat hij aansmeert
dat wij aansmeren
dat jullie aansmeren
dat zij aansmeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangesmeerd
jij hebt aangesmeerd
hij heeft aangesmeerd
wij hebben aangesmeerd
jullie hebben aangesmeerd
zij hebben aangesmeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik smeerde aan
jij smeerde aan
hij smeerde aan
wij smeerden aan
jullie smeerden aan
zij smeerden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansmeerde
dat jij aansmeerde
dat hij aansmeerde
dat wij aansmeerden
dat jullie aansmeerden
dat zij aansmeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangesmeerd
jij had aangesmeerd
hij had aangesmeerd
wij hadden aangesmeerd
jullie hadden aangesmeerd
zij hadden aangesmeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aansmeren
jij zult aansmeren
hij zal aansmeren
wij zullen aansmeren
jullie zullen aansmeren
zij zullen aansmeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangesmeerd hebben
jij zult aangesmeerd hebben
hij zal aangesmeerd hebben
wij zullen aangesmeerd hebben
jullie zullen aangesmeerd hebben
zij zullen aangesmeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aansmeren
jij zou aansmeren
hij zou aansmeren
wij zouden aansmeren
jullie zouden aansmeren
zij zouden aansmeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangesmeerd hebben
jij zou aangesmeerd hebben
hij zou aangesmeerd hebben
wij zouden aangesmeerd hebben
jullie zouden aangesmeerd hebben
zij zouden aangesmeerd hebben

Gebiedende wijs
smeer aan

Aanvoegende wijs
aansmere

Voorbeelden

  1. Ik heb teveel smeer aan m' n revolver.
    Got too much grease on my gun.
  2. Producten aansmeren?
    Product tampering?
  3. Het is geen aansmeren.
    It 's not shilling.
  4. Ze willen je een stagiaire aansmeren.
    They try and give you an intern.
  5. Wat wilt u me vandaag aansmeren?
    So what will you be attempting to sell me today?
  6. Wie weet jullie me willen aansmeren?
    Who knows what you 're trying to put on me?
  7. Wow, je goedereen aansmeren op een zondag, hé?
    Wow, hawking your goods on a Sunday, hmm?
  8. Ik heb niets gedaan in zijn bijzijn, dat ze mij kunnen aansmeren.
    Well, I haven 't done anything in front of him they can hang on me.
  9. Mijn man heeft zich dit voor drie kronen laten aansmeren door Schlomo Herzl.
    My husband was duped into buying the here for 2 crowns of Shlomo Herzl.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden