Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla aan
jij slaat aan
hij slaat aan
wij slaan aan
jullie slaan aan
zij slaan aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansla
dat jij aanslaat
dat hij aanslaat
dat wij aanslaan
dat jullie aanslaan
dat zij aanslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangeslagen
jij hebt aangeslagen
hij heeft aangeslagen
wij hebben aangeslagen
jullie hebben aangeslagen
zij hebben aangeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg aan
jij sloeg aan
hij sloeg aan
wij sloegen aan
jullie sloegen aan
zij sloegen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aansloeg
dat jij aansloeg
dat hij aansloeg
dat wij aansloegen
dat jullie aansloegen
dat zij aansloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangeslagen
jij had aangeslagen
hij had aangeslagen
wij hadden aangeslagen
jullie hadden aangeslagen
zij hadden aangeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanslaan
jij zult aanslaan
hij zal aanslaan
wij zullen aanslaan
jullie zullen aanslaan
zij zullen aanslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangeslagen hebben
jij zult aangeslagen hebben
hij zal aangeslagen hebben
wij zullen aangeslagen hebben
jullie zullen aangeslagen hebben
zij zullen aangeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanslaan
jij zou aanslaan
hij zou aanslaan
wij zouden aanslaan
jullie zouden aanslaan
zij zouden aanslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangeslagen hebben
jij zou aangeslagen hebben
hij zou aangeslagen hebben
wij zouden aangeslagen hebben
jullie zouden aangeslagen hebben
zij zouden aangeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla aan

Aanvoegende wijs
aansla

Voorbeelden

  1. Yup, dan gooi me die krop sla aan.
    Yeah, you throw that lettuce at me
  2. Dit zal aanslaan.
    This is gonna catch on.
  3. Het zal aanslaan.
    It will be so hot.
  4. Dit moet aanslaan.
    This must go over.
  5. een toon aanslaan
    strike a note
  6. Die zullen nooit aanslaan.
    They 'll never catch on.
  7. Die toon die jullie aanslaan...
    Watch your tone of voice!
  8. De antibiotica kunnen nog aanslaan.
    He 'll turn around once the antibiotics kick in.
  9. Ik zie dit niet aanslaan.
    I don 't really see it catching on.
  10. Deze look moet gewoon aanslaan.
    This look has to go viral.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden