Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanscherpen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangescherpt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scherp aan
jij scherpt aan
hij scherpt aan
wij scherpen aan
jullie scherpen aan
zij scherpen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanscherp
dat jij aanscherpt
dat hij aanscherpt
dat wij aanscherpen
dat jullie aanscherpen
dat zij aanscherpen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangescherpt
jij hebt aangescherpt
hij heeft aangescherpt
wij hebben aangescherpt
jullie hebben aangescherpt
zij hebben aangescherpt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik scherpte aan
jij scherpte aan
hij scherpte aan
wij scherpten aan
jullie scherpten aan
zij scherpten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanscherpte
dat jij aanscherpte
dat hij aanscherpte
dat wij aanscherpten
dat jullie aanscherpten
dat zij aanscherpten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangescherpt
jij had aangescherpt
hij had aangescherpt
wij hadden aangescherpt
jullie hadden aangescherpt
zij hadden aangescherpt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanscherpen
jij zult aanscherpen
hij zal aanscherpen
wij zullen aanscherpen
jullie zullen aanscherpen
zij zullen aanscherpen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangescherpt hebben
jij zult aangescherpt hebben
hij zal aangescherpt hebben
wij zullen aangescherpt hebben
jullie zullen aangescherpt hebben
zij zullen aangescherpt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanscherpen
jij zou aanscherpen
hij zou aanscherpen
wij zouden aanscherpen
jullie zouden aanscherpen
zij zouden aanscherpen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangescherpt hebben
jij zou aangescherpt hebben
hij zou aangescherpt hebben
wij zouden aangescherpt hebben
jullie zouden aangescherpt hebben
zij zouden aangescherpt hebben

Gebiedende wijs
scherp aan

Aanvoegende wijs
aanscherpe

Voorbeelden

  1. regulering aanscherpen
    to tighten up regulation
  2. Majoor Kira valt commandant Sisko' s beleid erg scherp aan de laatste tijd.
    Major Kira 's been very aggressive toward Commander Sisko lately about station policy.
  3. Dan gaan we Moxon aanscherpen.
    Then we tighten up on Moxon.
  4. Ik moet het gewoon een beetje aanscherpen.
    I just need to sharpen it a bit.
  5. De speren aanscherpen zal nog even moeten wachten.
    Sharpening the spears is going to have to wait.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden