Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanschaffen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangeschaft

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schaf aan
jij schaft aan
hij schaft aan
wij schaffen aan
jullie schaffen aan
zij schaffen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanschaf
dat jij aanschaft
dat hij aanschaft
dat wij aanschaffen
dat jullie aanschaffen
dat zij aanschaffen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangeschaft
jij hebt aangeschaft
hij heeft aangeschaft
wij hebben aangeschaft
jullie hebben aangeschaft
zij hebben aangeschaft

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schafte aan
jij schafte aan
hij schafte aan
wij schaften aan
jullie schaften aan
zij schaften aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanschafte
dat jij aanschafte
dat hij aanschafte
dat wij aanschaften
dat jullie aanschaften
dat zij aanschaften

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangeschaft
jij had aangeschaft
hij had aangeschaft
wij hadden aangeschaft
jullie hadden aangeschaft
zij hadden aangeschaft

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanschaffen
jij zult aanschaffen
hij zal aanschaffen
wij zullen aanschaffen
jullie zullen aanschaffen
zij zullen aanschaffen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangeschaft hebben
jij zult aangeschaft hebben
hij zal aangeschaft hebben
wij zullen aangeschaft hebben
jullie zullen aangeschaft hebben
zij zullen aangeschaft hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanschaffen
jij zou aanschaffen
hij zou aanschaffen
wij zouden aanschaffen
jullie zouden aanschaffen
zij zouden aanschaffen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangeschaft hebben
jij zou aangeschaft hebben
hij zou aangeschaft hebben
wij zouden aangeschaft hebben
jullie zouden aangeschaft hebben
zij zouden aangeschaft hebben

Gebiedende wijs
schaf aan

Aanvoegende wijs
aanschaffe

Voorbeelden

  1. Die moet je aanschaffen.
    You should get some.
  2. Ik wil wapens aanschaffen.
    I wish to procure weapons.
  3. We gaan een wapen aanschaffen...
    We 're Gonna Get A Gun...
  4. Misschien moet u een huisdier aanschaffen.
    Perhaps you should purchase an animal of some kind.
  5. We gaan ons wat vuur aanschaffen.
    We gonna acquire us some fire.
  6. Ja, ik moet echt gordijnen aanschaffen.
    Yes. I should probably get curtains.
  7. Goedkoper dan een inbraak alarm aanschaffen.
    Cheaper than buying a burglar alarm.
  8. We moeten ons dat huis aanschaffen.
    We should go get that house.
  9. Ik moet er ook zo een aanschaffen.
    I got to get me one of these.
  10. Wel, we kunnen binnenkort weer nieuwe aanschaffen.
    Well, we can purchase some more soon.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden