Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanrekenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangerekend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik reken aan
jij rekent aan
hij rekent aan
wij rekenen aan
jullie rekenen aan
zij rekenen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanreken
dat jij aanrekent
dat hij aanrekent
dat wij aanrekenen
dat jullie aanrekenen
dat zij aanrekenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangerekend
jij hebt aangerekend
hij heeft aangerekend
wij hebben aangerekend
jullie hebben aangerekend
zij hebben aangerekend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rekende aan
jij rekende aan
hij rekende aan
wij rekenden aan
jullie rekenden aan
zij rekenden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanrekende
dat jij aanrekende
dat hij aanrekende
dat wij aanrekenden
dat jullie aanrekenden
dat zij aanrekenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangerekend
jij had aangerekend
hij had aangerekend
wij hadden aangerekend
jullie hadden aangerekend
zij hadden aangerekend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanrekenen
jij zult aanrekenen
hij zal aanrekenen
wij zullen aanrekenen
jullie zullen aanrekenen
zij zullen aanrekenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangerekend hebben
jij zult aangerekend hebben
hij zal aangerekend hebben
wij zullen aangerekend hebben
jullie zullen aangerekend hebben
zij zullen aangerekend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanrekenen
jij zou aanrekenen
hij zou aanrekenen
wij zouden aanrekenen
jullie zouden aanrekenen
zij zouden aanrekenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangerekend hebben
jij zou aangerekend hebben
hij zou aangerekend hebben
wij zouden aangerekend hebben
jullie zouden aangerekend hebben
zij zouden aangerekend hebben

Gebiedende wijs
reken aan

Aanvoegende wijs
aanrekene

Voorbeelden

  1. Hij zal me niets aanrekenen.
    He 's not gonna charge me.
  2. aanrekenen van waarborg voor verpakking
    deposit for the packaging
  3. Dan moet ik wel extra aanrekenen.
    I 'll have to charge you extra.
  4. Niemand zal je die keuze aanrekenen.
    No one will fault what you choose to do.
  5. We kunnen' m geen enkele moord aanrekenen.
    There hasn 't been a body we can put to him.
  6. Dat mag je Sanchez en Krest aanrekenen.
    Chalk that one up to Sanchez and Orest.
  7. Je kan mij dit niet aanrekenen, gek.
    you can 't blame me, you lunatic!
  8. Je kunt haar dat toch niet aanrekenen.
    You can hardly lay that at her door.
  9. Ik ga het niet aan mijn baas aanrekenen.
    I 'm not billing it to my boss.
  10. Ik kan lekkere drankjes serveren en $ 10 aanrekenen.
    I can serve fancy drinks and charge ten bucks a pop.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden