Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanranden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangerand

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rand aan
jij randt aan
hij randt aan
wij randen aan
jullie randen aan
zij randen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanrand
dat jij aanrandt
dat hij aanrandt
dat wij aanranden
dat jullie aanranden
dat zij aanranden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangerand
jij hebt aangerand
hij heeft aangerand
wij hebben aangerand
jullie hebben aangerand
zij hebben aangerand

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik randde aan
jij randde aan
hij randde aan
wij randden aan
jullie randden aan
zij randden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanrandde
dat jij aanrandde
dat hij aanrandde
dat wij aanrandden
dat jullie aanrandden
dat zij aanrandden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangerand
jij had aangerand
hij had aangerand
wij hadden aangerand
jullie hadden aangerand
zij hadden aangerand

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanranden
jij zult aanranden
hij zal aanranden
wij zullen aanranden
jullie zullen aanranden
zij zullen aanranden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangerand hebben
jij zult aangerand hebben
hij zal aangerand hebben
wij zullen aangerand hebben
jullie zullen aangerand hebben
zij zullen aangerand hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanranden
jij zou aanranden
hij zou aanranden
wij zouden aanranden
jullie zouden aanranden
zij zouden aanranden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangerand hebben
jij zou aangerand hebben
hij zou aangerand hebben
wij zouden aangerand hebben
jullie zouden aangerand hebben
zij zouden aangerand hebben

Gebiedende wijs
rand aan

Aanvoegende wijs
aanrande

Voorbeelden

  1. Je bent al urenlang over die rand aan het staren.
    You 've been staring over that edge for hours.
  2. Ze gaat me aanranden.
    She 's gonna harass me.
  3. Zeg dat ze je aanranden.
    You say they 're molesting you.
  4. Ik ga je niet aanranden.
    I 'm not gonna molest you.
  5. Misschien moet ik jou aanranden, huh?
    Maybe I should rape you, huh?
  6. Hij is me aan' t aanranden!
    He 's assaulting me!
  7. Ik hoop dat ze ons niet aanranden.
    With any luck we won 't get mugged on the way.
  8. Denk je echt dat we je zouden aanranden?
    You think we 'd touch you with a bargepole?
  9. Hij doet of ze z' n dochters aanranden.
    Stop acting like they 're being molested!
  10. Hij zou waarschijnlijk ons vermoorden en Lisa and Rachel aanranden!
    He probably would have killed us and raped Lisa and Rachel!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden