NL: aanprijzen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangeprezen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik prijs aan jij prijst aan hij prijst aan wij prijzen aan jullie prijzen aan zij prijzen aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanprijs dat jij aanprijst dat hij aanprijst dat wij aanprijzen dat jullie aanprijzen dat zij aanprijzen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangeprezen jij hebt aangeprezen hij heeft aangeprezen wij hebben aangeprezen jullie hebben aangeprezen zij hebben aangeprezen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik prees aan jij prees aan hij prees aan wij prezen aan jullie prezen aan zij prezen aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanprees dat jij aanprees dat hij aanprees dat wij aanprezen dat jullie aanprezen dat zij aanprezen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangeprezen jij had aangeprezen hij had aangeprezen wij hadden aangeprezen jullie hadden aangeprezen zij hadden aangeprezen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aanprijzen jij zult aanprijzen hij zal aanprijzen wij zullen aanprijzen jullie zullen aanprijzen zij zullen aanprijzen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangeprezen hebben jij zult aangeprezen hebben hij zal aangeprezen hebben wij zullen aangeprezen hebben jullie zullen aangeprezen hebben zij zullen aangeprezen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aanprijzen jij zou aanprijzen hij zou aanprijzen wij zouden aanprijzen jullie zouden aanprijzen zij zouden aanprijzen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangeprezen hebben jij zou aangeprezen hebben hij zou aangeprezen hebben wij zouden aangeprezen hebben jullie zouden aangeprezen hebben zij zouden aangeprezen hebben
|
Gebiedende wijs |
prijs aan
|
Aanvoegende wijs |
aanprijze |