Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanprijzen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangeprezen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik prijs aan
jij prijst aan
hij prijst aan
wij prijzen aan
jullie prijzen aan
zij prijzen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanprijs
dat jij aanprijst
dat hij aanprijst
dat wij aanprijzen
dat jullie aanprijzen
dat zij aanprijzen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangeprezen
jij hebt aangeprezen
hij heeft aangeprezen
wij hebben aangeprezen
jullie hebben aangeprezen
zij hebben aangeprezen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik prees aan
jij prees aan
hij prees aan
wij prezen aan
jullie prezen aan
zij prezen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanprees
dat jij aanprees
dat hij aanprees
dat wij aanprezen
dat jullie aanprezen
dat zij aanprezen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangeprezen
jij had aangeprezen
hij had aangeprezen
wij hadden aangeprezen
jullie hadden aangeprezen
zij hadden aangeprezen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanprijzen
jij zult aanprijzen
hij zal aanprijzen
wij zullen aanprijzen
jullie zullen aanprijzen
zij zullen aanprijzen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangeprezen hebben
jij zult aangeprezen hebben
hij zal aangeprezen hebben
wij zullen aangeprezen hebben
jullie zullen aangeprezen hebben
zij zullen aangeprezen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanprijzen
jij zou aanprijzen
hij zou aanprijzen
wij zouden aanprijzen
jullie zouden aanprijzen
zij zouden aanprijzen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangeprezen hebben
jij zou aangeprezen hebben
hij zou aangeprezen hebben
wij zouden aangeprezen hebben
jullie zouden aangeprezen hebben
zij zouden aangeprezen hebben

Gebiedende wijs
prijs aan

Aanvoegende wijs
aanprijze

Voorbeelden

  1. Dus ik neem deze prijs aan namens hen.
    So I will accept this award on their behalf.
  2. Haar lichaam geven wij prijs aan de grond.
    And we commit her body to the ground.
  3. Dus ik neem deze prijs aan namens hem.
    So I 'll accept this award on his behalf.
  4. Dus kan ik de prijs aan geen van beide geven.
    So I can 't fairly award the trophy to either of you.
  5. Als je dat doet, moet je de prijs aan mij toe wijden.
    If you do, you have to dedicate the prize to me.
  6. Hij bedenkt iets voor hij de grote prijs aan de slechteriken overhandigt.
    He 's gonna figure out something before he hands first prize over to the bad guys.
  7. Ik bepaal de prijs aan de hand van wat de markt ervoor vraagt.
    I set the price at whatever the market would allow.
  8. Niet aanprijzen, Tiffany, oke?
    Don 't oversell, Tiffany, all right?
  9. Bartlett blijft die burger maar aanprijzen.
    All Bartlett does is rave about that burger.
  10. Dus wat wil je nu aanprijzen?
    So you 're pitching what exactly?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden