Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanmodderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangemodderd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik modder aan
jij moddert aan
hij moddert aan
wij modderen aan
jullie modderen aan
zij modderen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmodder
dat jij aanmoddert
dat hij aanmoddert
dat wij aanmodderen
dat jullie aanmodderen
dat zij aanmodderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangemodderd
jij hebt aangemodderd
hij heeft aangemodderd
wij hebben aangemodderd
jullie hebben aangemodderd
zij hebben aangemodderd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik modderde aan
jij modderde aan
hij modderde aan
wij modderden aan
jullie modderden aan
zij modderden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmodderde
dat jij aanmodderde
dat hij aanmodderde
dat wij aanmodderden
dat jullie aanmodderden
dat zij aanmodderden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangemodderd
jij had aangemodderd
hij had aangemodderd
wij hadden aangemodderd
jullie hadden aangemodderd
zij hadden aangemodderd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanmodderen
jij zult aanmodderen
hij zal aanmodderen
wij zullen aanmodderen
jullie zullen aanmodderen
zij zullen aanmodderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangemodderd hebben
jij zult aangemodderd hebben
hij zal aangemodderd hebben
wij zullen aangemodderd hebben
jullie zullen aangemodderd hebben
zij zullen aangemodderd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanmodderen
jij zou aanmodderen
hij zou aanmodderen
wij zouden aanmodderen
jullie zouden aanmodderen
zij zouden aanmodderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangemodderd hebben
jij zou aangemodderd hebben
hij zou aangemodderd hebben
wij zouden aangemodderd hebben
jullie zouden aangemodderd hebben
zij zouden aangemodderd hebben

Gebiedende wijs
modder aan

Aanvoegende wijs
aanmoddere

Voorbeelden

  1. Er hangt modder aan alle banden.
    There 's mud caked all over the tires.
  2. Hij had modder aan zijn schoen.
    The man has mud on his shoes.
  3. Zag je die opgedroogde modder aan hun schoenen?
    Did you notice that they all had dried mud on their shoes?
  4. En jij bracht de modder aan op deze manier.
    And you were applying the mud like so.
  5. Omdat er droge modder aan hun schoenen zat, hè?
    Because they had dried mud on their shoes, right?
  6. We zullen morgen ook wel moeten aanmodderen.
    We 'll have to muddle through tomorrow as well.
  7. Je zult vandaag zonder hem moeten aanmodderen.
    You 're gonna have to muddle through this without him.
  8. Je laat me aanmodderen zodat ik zelfvertrouwen kreeg.
    You let me try crap so I got confidence in myself.
  9. Laat die Sony hufters maar aanmodderen met hun beperkte stembesturing.
    Let these Sony [ beeped ] wallow in their limited voice control functionality.
  10. Zes maanden aanmodderen kan ik niet in drie weken goedmaken.
    There 's no way I can pull out of a six-month slide in a few weeks.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden