Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanmerken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangemerkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik merk aan
jij merkt aan
hij merkt aan
wij merken aan
jullie merken aan
zij merken aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmerk
dat jij aanmerkt
dat hij aanmerkt
dat wij aanmerken
dat jullie aanmerken
dat zij aanmerken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangemerkt
jij hebt aangemerkt
hij heeft aangemerkt
wij hebben aangemerkt
jullie hebben aangemerkt
zij hebben aangemerkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik merkte aan
jij merkte aan
hij merkte aan
wij merkten aan
jullie merkten aan
zij merkten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmerkte
dat jij aanmerkte
dat hij aanmerkte
dat wij aanmerkten
dat jullie aanmerkten
dat zij aanmerkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangemerkt
jij had aangemerkt
hij had aangemerkt
wij hadden aangemerkt
jullie hadden aangemerkt
zij hadden aangemerkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanmerken
jij zult aanmerken
hij zal aanmerken
wij zullen aanmerken
jullie zullen aanmerken
zij zullen aanmerken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangemerkt hebben
jij zult aangemerkt hebben
hij zal aangemerkt hebben
wij zullen aangemerkt hebben
jullie zullen aangemerkt hebben
zij zullen aangemerkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanmerken
jij zou aanmerken
hij zou aanmerken
wij zouden aanmerken
jullie zouden aanmerken
zij zouden aanmerken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangemerkt hebben
jij zou aangemerkt hebben
hij zou aangemerkt hebben
wij zouden aangemerkt hebben
jullie zouden aangemerkt hebben
zij zouden aangemerkt hebben

Gebiedende wijs
merk aan

Aanvoegende wijs
aanmerke

Voorbeelden

  1. De Pussycats werken aan een merk. Aan een typische look, oké?
    The Pussycats are building a brand, creating a signature look, okay?
  2. als hoofdzaak aanmerken
    to qualify/denote as principal property
  3. als hoofdzaak aanmerken
    to qualify as principal property
  4. Wel, ik merk aan het feit dat jij Wodka gedronken hebt, dat jij hetzelfde doet.
    Well, I can tell by the fact that you drank vodka that you are, too.
  5. Francis zal de profetie als bijgeloof aanmerken.
    Francis will reject the prophecy as superstition.
  6. Ik wil niets aanmerken op de eed... of op wie deze eed aflegt.
    I don 't mean to put at fault this oath or its makers or any man who swears to it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden