NL: aanmengen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangemengd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik meng aan jij mengt aan hij mengt aan wij mengen aan jullie mengen aan zij mengen aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanmeng dat jij aanmengt dat hij aanmengt dat wij aanmengen dat jullie aanmengen dat zij aanmengen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangemengd jij hebt aangemengd hij heeft aangemengd wij hebben aangemengd jullie hebben aangemengd zij hebben aangemengd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mengde aan jij mengde aan hij mengde aan wij mengden aan jullie mengden aan zij mengden aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aanmengde dat jij aanmengde dat hij aanmengde dat wij aanmengden dat jullie aanmengden dat zij aanmengden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangemengd jij had aangemengd hij had aangemengd wij hadden aangemengd jullie hadden aangemengd zij hadden aangemengd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aanmengen jij zult aanmengen hij zal aanmengen wij zullen aanmengen jullie zullen aanmengen zij zullen aanmengen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangemengd hebben jij zult aangemengd hebben hij zal aangemengd hebben wij zullen aangemengd hebben jullie zullen aangemengd hebben zij zullen aangemengd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aanmengen jij zou aanmengen hij zou aanmengen wij zouden aanmengen jullie zouden aanmengen zij zouden aanmengen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangemengd hebben jij zou aangemengd hebben hij zou aangemengd hebben wij zouden aangemengd hebben jullie zouden aangemengd hebben zij zouden aangemengd hebben
|
Gebiedende wijs |
meng aan
|
Aanvoegende wijs |
aanmenge |