Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak aan
jij maakt aan
hij maakt aan
wij maken aan
jullie maken aan
zij maken aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmaak
dat jij aanmaakt
dat hij aanmaakt
dat wij aanmaken
dat jullie aanmaken
dat zij aanmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangemaakt
jij hebt aangemaakt
hij heeft aangemaakt
wij hebben aangemaakt
jullie hebben aangemaakt
zij hebben aangemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte aan
jij maakte aan
hij maakte aan
wij maakten aan
jullie maakten aan
zij maakten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanmaakte
dat jij aanmaakte
dat hij aanmaakte
dat wij aanmaakten
dat jullie aanmaakten
dat zij aanmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangemaakt
jij had aangemaakt
hij had aangemaakt
wij hadden aangemaakt
jullie hadden aangemaakt
zij hadden aangemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij zal aanmaken
wij zullen aanmaken
jullie zullen aanmaken
zij zullen aanmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangemaakt hebben
jij zult aangemaakt hebben
hij zal aangemaakt hebben
wij zullen aangemaakt hebben
jullie zullen aangemaakt hebben
zij zullen aangemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanmaken
jij zou aanmaken
hij zou aanmaken
wij zouden aanmaken
jullie zouden aanmaken
zij zouden aanmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangemaakt hebben
jij zou aangemaakt hebben
hij zou aangemaakt hebben
wij zouden aangemaakt hebben
jullie zouden aangemaakt hebben
zij zouden aangemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak aan

Aanvoegende wijs
aanmake

Voorbeelden

  1. Wil je dat ik... een... eind maak aan je lijden?
    Do you want me to... to... end your suffering?
  2. Nieuw account aanmaken.
    Create a new account
  3. Ga verder, zwaai met een vlag en maak aan' t lachen.
    Go on, wave a flag and make me laugh.
  4. Vergeet het aanmaken maar.
    You can just forget about making up.
  5. Laten we het vuur aanmaken.
    Let 's get this fire started.
  6. Ik moest er tijdelijk eentje aanmaken.
    I had to create a temporary one.
  7. Zal ik' m voor jou aanmaken?
    Do you want me to light it for you?
  8. Wil je er een eind aanmaken?
    You want to end this now?
  9. Wat als we een vuurtje aanmaken?
    What if we pull a back draft?
  10. Hij wil het weer aanmaken, hé?
    He wants to get back together, right?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden