Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanlijken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangelijkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lijk aan
jij lijkt aan
hij lijkt aan
wij lijken aan
jullie lijken aan
zij lijken aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanlijk
dat jij aanlijkt
dat hij aanlijkt
dat wij aanlijken
dat jullie aanlijken
dat zij aanlijken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangelijkt
jij hebt aangelijkt
hij heeft aangelijkt
wij hebben aangelijkt
jullie hebben aangelijkt
zij hebben aangelijkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik lijkte aan
jij lijkte aan
hij lijkte aan
wij lijkten aan
jullie lijkten aan
zij lijkten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanlijkte
dat jij aanlijkte
dat hij aanlijkte
dat wij aanlijkten
dat jullie aanlijkten
dat zij aanlijkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangelijkt
jij had aangelijkt
hij had aangelijkt
wij hadden aangelijkt
jullie hadden aangelijkt
zij hadden aangelijkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanlijken
jij zult aanlijken
hij zal aanlijken
wij zullen aanlijken
jullie zullen aanlijken
zij zullen aanlijken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangelijkt hebben
jij zult aangelijkt hebben
hij zal aangelijkt hebben
wij zullen aangelijkt hebben
jullie zullen aangelijkt hebben
zij zullen aangelijkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanlijken
jij zou aanlijken
hij zou aanlijken
wij zouden aanlijken
jullie zouden aanlijken
zij zouden aanlijken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangelijkt hebben
jij zou aangelijkt hebben
hij zou aangelijkt hebben
wij zouden aangelijkt hebben
jullie zouden aangelijkt hebben
zij zouden aangelijkt hebben

Gebiedende wijs
lijk aan

Aanvoegende wijs
aanlijke

Voorbeelden

  1. Breng het lijk aan dek.
    Get the body aloft.
  2. Er is een lijk aan het ontbinden.
    Let 's not keep Booth waiting.
  3. Hij is het lijk aan het dumpen.
    He 's dumping the body.
  4. Hawkes, er is een lijk aan boord.
    Hawkes, there 's a body on the plane.
  5. Waren we geen lijk aan het onderzoeken?
    Weren 't we investigating a death?
  6. We zijn letterlijk een lijk aan het opgraven.
    We are literally digging up a body.
  7. Dus dumpte je een lijk aan zijn voordeur?
    So you dumped a corpse on his front door?
  8. Eén lijk aan boord, schot door het hoofd.
    There 's one body on board. Gunshot to the head.
  9. Wij zullen zijn geïnfecteerde lijk aan Omaatje Goedheid afleveren.
    We 'll be the ones who deliver his pestilent corpse to Granny Goodness.
  10. We hebben je opgespoord vanaf een lijk aan de kant van de weg.
    We tracked you from a body left on a roadside.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden