Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanliggen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangelegen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lig aan
jij ligt aan
hij ligt aan
wij liggen aan
jullie liggen aan
zij liggen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanlig
dat jij aanligt
dat hij aanligt
dat wij aanliggen
dat jullie aanliggen
dat zij aanliggen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangelegen
jij hebt aangelegen
hij heeft aangelegen
wij hebben aangelegen
jullie hebben aangelegen
zij hebben aangelegen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik lag aan
jij lag aan
hij lag aan
wij lagen aan
jullie lagen aan
zij lagen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanlag
dat jij aanlag
dat hij aanlag
dat wij aanlagen
dat jullie aanlagen
dat zij aanlagen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangelegen
jij had aangelegen
hij had aangelegen
wij hadden aangelegen
jullie hadden aangelegen
zij hadden aangelegen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanliggen
jij zult aanliggen
hij zal aanliggen
wij zullen aanliggen
jullie zullen aanliggen
zij zullen aanliggen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangelegen hebben
jij zult aangelegen hebben
hij zal aangelegen hebben
wij zullen aangelegen hebben
jullie zullen aangelegen hebben
zij zullen aangelegen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanliggen
jij zou aanliggen
hij zou aanliggen
wij zouden aanliggen
jullie zouden aanliggen
zij zouden aanliggen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangelegen hebben
jij zou aangelegen hebben
hij zou aangelegen hebben
wij zouden aangelegen hebben
jullie zouden aangelegen hebben
zij zouden aangelegen hebben

Gebiedende wijs
lig aan

Aanvoegende wijs
aanligge

Voorbeelden

  1. Ze lig aan de monitor.
    They 're monitoring her.
  2. Ik lig aan de ketting als een eenvoudige fiets.
    What the I 'm chained up like a common bicycle!
  3. En ik lig aan de andere kant van deze geluiddichte muur.
    And I will be just on the other side of this soundproof wall.
  4. Emma is in de aangrenzende kamer,... En ik lig aan de andere kant van het hotel.
    Emma is in the adjoining room, and I 'm-I 'm at the other side of the hotel.
  5. Ik wil niet bij je aanliggen.
    I don 't want to lie with you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden