Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aankruisen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangekruist

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kruis aan
jij kruist aan
hij kruist aan
wij kruisen aan
jullie kruisen aan
zij kruisen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aankruis
dat jij aankruist
dat hij aankruist
dat wij aankruisen
dat jullie aankruisen
dat zij aankruisen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangekruist
jij hebt aangekruist
hij heeft aangekruist
wij hebben aangekruist
jullie hebben aangekruist
zij hebben aangekruist

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kruiste aan
jij kruiste aan
hij kruiste aan
wij kruisten aan
jullie kruisten aan
zij kruisten aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aankruiste
dat jij aankruiste
dat hij aankruiste
dat wij aankruisten
dat jullie aankruisten
dat zij aankruisten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangekruist
jij had aangekruist
hij had aangekruist
wij hadden aangekruist
jullie hadden aangekruist
zij hadden aangekruist

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aankruisen
jij zult aankruisen
hij zal aankruisen
wij zullen aankruisen
jullie zullen aankruisen
zij zullen aankruisen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangekruist hebben
jij zult aangekruist hebben
hij zal aangekruist hebben
wij zullen aangekruist hebben
jullie zullen aangekruist hebben
zij zullen aangekruist hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aankruisen
jij zou aankruisen
hij zou aankruisen
wij zouden aankruisen
jullie zouden aankruisen
zij zouden aankruisen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangekruist hebben
jij zou aangekruist hebben
hij zou aangekruist hebben
wij zouden aangekruist hebben
jullie zouden aangekruist hebben
zij zouden aangekruist hebben

Gebiedende wijs
kruis aan

Aanvoegende wijs
aankruise

Voorbeelden

  1. Omdat u geen kruis aan de muur heeft.
    You don 't have any crosses on the wall.
  2. Er staat een oud houten kruis aan het begin van de weg.
    There 's an old wooden cross at the beginning of the way.
  3. Je bood de weduwe je kruis aan om op uit te huilen.
    You were trying to give the widow a sympathetic crotch to cry on.
  4. Ik kon het moeilijk aankruisen.
    Took me a long time to tick that box.
  5. Moet ik dit ding aankruisen?
    Do I need to mark this thing?
  6. Ik weet wat maakt Harry Selfridge aankruisen.
    I know what makes Harry Selfridge tick.
  7. Is het jullie ooit opgevallen dat domme kinderen het verkeerde aankruisen?
    Have you ever noticed how the dumb kids fill in the wrong circles?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden