Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanhangen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangehangen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hang aan
jij hangt aan
hij hangt aan
wij hangen aan
jullie hangen aan
zij hangen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanhang
dat jij aanhangt
dat hij aanhangt
dat wij aanhangen
dat jullie aanhangen
dat zij aanhangen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangehangen
jij hebt aangehangen
hij heeft aangehangen
wij hebben aangehangen
jullie hebben aangehangen
zij hebben aangehangen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hing aan
jij hing aan
hij hing aan
wij hingen aan
jullie hingen aan
zij hingen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanhing
dat jij aanhing
dat hij aanhing
dat wij aanhingen
dat jullie aanhingen
dat zij aanhingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangehangen
jij had aangehangen
hij had aangehangen
wij hadden aangehangen
jullie hadden aangehangen
zij hadden aangehangen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanhangen
jij zult aanhangen
hij zal aanhangen
wij zullen aanhangen
jullie zullen aanhangen
zij zullen aanhangen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangehangen hebben
jij zult aangehangen hebben
hij zal aangehangen hebben
wij zullen aangehangen hebben
jullie zullen aangehangen hebben
zij zullen aangehangen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanhangen
jij zou aanhangen
hij zou aanhangen
wij zouden aanhangen
jullie zouden aanhangen
zij zouden aanhangen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangehangen hebben
jij zou aangehangen hebben
hij zou aangehangen hebben
wij zouden aangehangen hebben
jullie zouden aangehangen hebben
zij zouden aangehangen hebben

Gebiedende wijs
hang aan

Aanvoegende wijs
aanhange

Voorbeelden

  1. Overdreven hang aan zijn moeder.
    And overly attached to his mother.
  2. Ik hang aan je lippen.
    I 'm hanging on every word.
  3. En wiens nek hang aan een draad?
    And guess whose neck is on the line?
  4. Aanhangen mij van mijn moeder.
    Cleave me from my mother.
  5. Je kan het overal aanhangen.
    You can put it on anything.
  6. Die strategie is hij altijd blijven aanhangen.
    So he ´ d been repeating that survival strategy ever since.
  7. Je kan niet drie godsdiensten tegelijk aanhangen, Piscine.
    You cannot follow three different religions at the same time, Piscine.
  8. Maar er zijn er nog velen die hem aanhangen.
    But there are still many who are loyal to him.
  9. Je moet degenen zoeken die het nog steeds aanhangen.
    You must find those who still serve it.
  10. Als ze geen extremistische ideeën aanhangen, dan zijn ze aangeschoten wild.
    If they don 't hold the same extremist views, then they 're fair game.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden