Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aangroeien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangegroeid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik groei aan
jij groeit aan
hij groeit aan
wij groeien aan
jullie groeien aan
zij groeien aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aangroei
dat jij aangroeit
dat hij aangroeit
dat wij aangroeien
dat jullie aangroeien
dat zij aangroeien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangegroeid
jij hebt aangegroeid
hij heeft aangegroeid
wij hebben aangegroeid
jullie hebben aangegroeid
zij hebben aangegroeid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik groeide aan
jij groeide aan
hij groeide aan
wij groeiden aan
jullie groeiden aan
zij groeiden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aangroeide
dat jij aangroeide
dat hij aangroeide
dat wij aangroeiden
dat jullie aangroeiden
dat zij aangroeiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangegroeid
jij had aangegroeid
hij had aangegroeid
wij hadden aangegroeid
jullie hadden aangegroeid
zij hadden aangegroeid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aangroeien
jij zult aangroeien
hij zal aangroeien
wij zullen aangroeien
jullie zullen aangroeien
zij zullen aangroeien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangegroeid hebben
jij zult aangegroeid hebben
hij zal aangegroeid hebben
wij zullen aangegroeid hebben
jullie zullen aangegroeid hebben
zij zullen aangegroeid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aangroeien
jij zou aangroeien
hij zou aangroeien
wij zouden aangroeien
jullie zouden aangroeien
zij zouden aangroeien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangegroeid hebben
jij zou aangegroeid hebben
hij zou aangegroeid hebben
wij zouden aangegroeid hebben
jullie zouden aangegroeid hebben
zij zouden aangegroeid hebben

Gebiedende wijs
groei aan

Aanvoegende wijs
aangroeie

Voorbeelden

  1. Dit geeft negatieve exponentiële groei aan...
    This models negative exponential growth...
  2. Onze troepen blijven aangroeien.
    Our force continues to grow.
  3. Het aangroeien van een hondenstaart is...
    Growing a dog 's tail is... [ stammers ]
  4. Je hebt geluk dat deze weer aangroeien.
    You 're lucky these things grow back.
  5. Daardoor konden ook de kelpbedden weer aangroeien.
    Which gave kelp beds a chance to take hold and grow.
  6. De pygmeeën laten de punt van de knol in de grond, zodat hij kan aangroeien.
    The pygmies leave the tip of the tuber in the ground, so that he can grow.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden