Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aangrijpen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangegrepen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik grijp aan
jij grijpt aan
hij grijpt aan
wij grijpen aan
jullie grijpen aan
zij grijpen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aangrijp
dat jij aangrijpt
dat hij aangrijpt
dat wij aangrijpen
dat jullie aangrijpen
dat zij aangrijpen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangegrepen
jij hebt aangegrepen
hij heeft aangegrepen
wij hebben aangegrepen
jullie hebben aangegrepen
zij hebben aangegrepen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik greep aan
jij greep aan
hij greep aan
wij grepen aan
jullie grepen aan
zij grepen aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aangreep
dat jij aangreep
dat hij aangreep
dat wij aangrepen
dat jullie aangrepen
dat zij aangrepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangegrepen
jij had aangegrepen
hij had aangegrepen
wij hadden aangegrepen
jullie hadden aangegrepen
zij hadden aangegrepen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aangrijpen
jij zult aangrijpen
hij zal aangrijpen
wij zullen aangrijpen
jullie zullen aangrijpen
zij zullen aangrijpen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangegrepen hebben
jij zult aangegrepen hebben
hij zal aangegrepen hebben
wij zullen aangegrepen hebben
jullie zullen aangegrepen hebben
zij zullen aangegrepen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aangrijpen
jij zou aangrijpen
hij zou aangrijpen
wij zouden aangrijpen
jullie zouden aangrijpen
zij zouden aangrijpen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangegrepen hebben
jij zou aangegrepen hebben
hij zou aangegrepen hebben
wij zouden aangegrepen hebben
jullie zouden aangegrepen hebben
zij zouden aangegrepen hebben

Gebiedende wijs
grijp aan

Aanvoegende wijs
aangrijpe

Voorbeelden

  1. Die moet je aangrijpen.
    You got to take it
  2. Je moet het Nu aangrijpen.
    You have to embrace the now.
  3. Je moet gewoon een kans aangrijpen.
    You just need to take a chance.
  4. Laat het je niet teveel aangrijpen.
    Okay? Don 't let it get to you.
  5. Het verdriet blijft Bruce vast aangrijpen.
    The grief must continue to affect Bruce.
  6. Ik moet die gelegenheid aangrijpen, snap je.
    I gotta take the opportunity when I can, you know.
  7. Je moet elke gelegeneid die zich voordoet aangrijpen.
    You must seize every opportunity in life.
  8. Begrijp wel dat wetenschappers... elke kans moeten aangrijpen.
    But what you must understand is that as scientists we must embrace every possibility.
  9. zoals ik het zie, moeten we deze kans aangrijpen...
    Way I see it, we can take a chance...
  10. Ik dacht dat niets me daarna nog zou aangrijpen.
    I never thought I 'd be shocked again.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden