NL: aangeven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangegeven
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik geef aan jij geeft aan hij geeft aan wij geven aan jullie geven aan zij geven aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aangeef dat jij aangeeft dat hij aangeeft dat wij aangeven dat jullie aangeven dat zij aangeven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangegeven jij hebt aangegeven hij heeft aangegeven wij hebben aangegeven jullie hebben aangegeven zij hebben aangegeven
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik gaf aan jij gaf aan hij gaf aan wij gaven aan jullie gaven aan zij gaven aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aangaf dat jij aangaf dat hij aangaf dat wij aangaven dat jullie aangaven dat zij aangaven
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangegeven jij had aangegeven hij had aangegeven wij hadden aangegeven jullie hadden aangegeven zij hadden aangegeven
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aangeven jij zult aangeven hij zal aangeven wij zullen aangeven jullie zullen aangeven zij zullen aangeven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangegeven hebben jij zult aangegeven hebben hij zal aangegeven hebben wij zullen aangegeven hebben jullie zullen aangegeven hebben zij zullen aangegeven hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aangeven jij zou aangeven hij zou aangeven wij zouden aangeven jullie zouden aangeven zij zouden aangeven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangegeven hebben jij zou aangegeven hebben hij zou aangegeven hebben wij zouden aangegeven hebben jullie zouden aangegeven hebben zij zouden aangegeven hebben
|
Gebiedende wijs |
geef aan
|
Aanvoegende wijs |
aangeve |