NL: aandienen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
aangediend
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dien aan jij dient aan hij dient aan wij dienen aan jullie dienen aan zij dienen aan
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aandien dat jij aandient dat hij aandient dat wij aandienen dat jullie aandienen dat zij aandienen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb aangediend jij hebt aangediend hij heeft aangediend wij hebben aangediend jullie hebben aangediend zij hebben aangediend
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik diende aan jij diende aan hij diende aan wij dienden aan jullie dienden aan zij dienden aan
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik aandiende dat jij aandiende dat hij aandiende dat wij aandienden dat jullie aandienden dat zij aandienden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had aangediend jij had aangediend hij had aangediend wij hadden aangediend jullie hadden aangediend zij hadden aangediend
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aandienen jij zult aandienen hij zal aandienen wij zullen aandienen jullie zullen aandienen zij zullen aandienen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal aangediend hebben jij zult aangediend hebben hij zal aangediend hebben wij zullen aangediend hebben jullie zullen aangediend hebben zij zullen aangediend hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aandienen jij zou aandienen hij zou aandienen wij zouden aandienen jullie zouden aandienen zij zouden aandienen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou aangediend hebben jij zou aangediend hebben hij zou aangediend hebben wij zouden aangediend hebben jullie zouden aangediend hebben zij zouden aangediend hebben
|
Gebiedende wijs |
dien aan
|
Aanvoegende wijs |
aandiene |