Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanbreken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangebroken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breek aan
jij breekt aan
hij breekt aan
wij breken aan
jullie breken aan
zij breken aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanbreek
dat jij aanbreekt
dat hij aanbreekt
dat wij aanbreken
dat jullie aanbreken
dat zij aanbreken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangebroken
jij hebt aangebroken
hij heeft aangebroken
wij hebben aangebroken
jullie hebben aangebroken
zij hebben aangebroken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik brak aan
jij brak aan
hij brak aan
wij braken aan
jullie braken aan
zij braken aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanbrak
dat jij aanbrak
dat hij aanbrak
dat wij aanbraken
dat jullie aanbraken
dat zij aanbraken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangebroken
jij had aangebroken
hij had aangebroken
wij hadden aangebroken
jullie hadden aangebroken
zij hadden aangebroken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanbreken
jij zult aanbreken
hij zal aanbreken
wij zullen aanbreken
jullie zullen aanbreken
zij zullen aanbreken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangebroken hebben
jij zult aangebroken hebben
hij zal aangebroken hebben
wij zullen aangebroken hebben
jullie zullen aangebroken hebben
zij zullen aangebroken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanbreken
jij zou aanbreken
hij zou aanbreken
wij zouden aanbreken
jullie zouden aanbreken
zij zouden aanbreken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangebroken hebben
jij zou aangebroken hebben
hij zou aangebroken hebben
wij zouden aangebroken hebben
jullie zouden aangebroken hebben
zij zouden aangebroken hebben

Gebiedende wijs
breek aan

Aanvoegende wijs
aanbreke

Voorbeelden

  1. Het ogenblik zal aanbreken...
    The time will come...
  2. Er kunnen duistere tijden aanbreken.
    There may be dark days ahead.
  3. Ik liet de dag aanbreken.
    I let the day break in.
  4. En een nieuw tijdperk zal aanbreken.
    And the dawn of a new age will rise.
  5. De dag der overwinning zal aanbreken
    The day of glory has come!
  6. Zullen we die straks samen aanbreken?
    Fancy making a dent in it later?
  7. Jouw dag zal ook ooit aanbreken, Eragon.
    Your day will come too, Eragon.
  8. Eén die jij nooit wilt zien aanbreken.
    One you would see never arrive.
  9. Er mag geen nieuwe tijd van bloedvergieten aanbreken.
    We must not repeat a history ofbloodshed.
  10. Zal de ochtend aanbreken met licht en lucht
    The dawn will break with light and air

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden