Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: aanbenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
aangebeend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik been aan
jij beent aan
hij beent aan
wij benen aan
jullie benen aan
zij benen aan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanbeen
dat jij aanbeent
dat hij aanbeent
dat wij aanbenen
dat jullie aanbenen
dat zij aanbenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb aangebeend
jij hebt aangebeend
hij heeft aangebeend
wij hebben aangebeend
jullie hebben aangebeend
zij hebben aangebeend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beende aan
jij beende aan
hij beende aan
wij beenden aan
jullie beenden aan
zij beenden aan

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik aanbeende
dat jij aanbeende
dat hij aanbeende
dat wij aanbeenden
dat jullie aanbeenden
dat zij aanbeenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had aangebeend
jij had aangebeend
hij had aangebeend
wij hadden aangebeend
jullie hadden aangebeend
zij hadden aangebeend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal aanbenen
jij zult aanbenen
hij zal aanbenen
wij zullen aanbenen
jullie zullen aanbenen
zij zullen aanbenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal aangebeend hebben
jij zult aangebeend hebben
hij zal aangebeend hebben
wij zullen aangebeend hebben
jullie zullen aangebeend hebben
zij zullen aangebeend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou aanbenen
jij zou aanbenen
hij zou aanbenen
wij zouden aanbenen
jullie zouden aanbenen
zij zouden aanbenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou aangebeend hebben
jij zou aangebeend hebben
hij zou aangebeend hebben
wij zouden aangebeend hebben
jullie zouden aangebeend hebben
zij zouden aangebeend hebben

Gebiedende wijs
been aan

Aanvoegende wijs
aanbene

Voorbeelden

  1. Ik heb mijn been aan.
    I have my leg on.
  2. Niemand raakt m' n been aan.
    Nobody touches my leg.
  3. Wat is er met je been aan de hand?
    What happened to your leg?
  4. Hij hield er alleen een kreupel been aan over.
    All he suffered was a severe limp.
  5. Toen raakte je met je hand mijn been aan.
    Your hand sort of rested against my leg.
  6. Hij verloor zijn been aan miltvuur toen hij op haar wachtte op het eiland
    He lost his leg to gangrene waiting for her on the island.
  7. En nu vergt het haar een uur en tien minuten om zich een gloednieuw been aan te hechten.
    And now it 's taken her an hour and ten minutes... to attach a brand new leg.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden