Vertaal
Naar andere talen: • atracar > DEatracar > ENatracar > FR
Vertalingen atracar ES>NL

I atracar

werkw.
Uitspraak:  [aaˈkaɾ]

1) dar comida y bebida en exceso - volstoppen
Atracaron de dulces a los invitados. - De genodigden werden volgestopt met lekkernijen.

2) asaltar un lugar por medio de la intimidación con armas y robar en él - overvallen
Atracaron un salón de juegos. - Ze hebben een gokzaal overvallen.


II atracar

werkw.

llegar un barco al puerto scheepvaart - aanleggen
El pescador atracó el barco en el muelle. - De visser legde de boot aan bij de steiger.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
atracar (ww.) doordrijven (ww.) ; geweld gebruiken (ww.) ; iemand overvallen met iets (ww.) ; overrompelen (ww.) ; overvallen (ww.) ; schofferen (ww.) ; verrassen (ww.)
atracar aanleggen ; barricaderen ; landen ; langszijde komen ; langzijde komen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `atracar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abordar
ES: acometer
ES: agraviar
ES: agredir
ES: arrebatar
ES: arremeter
ES: asaltar
ES: asediar
ES: atacar
ES: avanzar